Chocoladetaart

Kerst, en daarmee het kerstdiner, sluipt razendsnel dichterbij. Ik hou van kerst, van kaarsen, kerstbomen, zacht glanzende kerstballen en ach, zelfs een kerststalletje – het draagt bij aan de sfeer, al is het daar helemaal niet voor bedoeld. Voor mij is kerst het feest van het licht in de duisternis. Niet in religieuze zin, want ik geloof niet in een god, maar in letterlijke en figuurlijke zin. December is een donkere maand en het kerstfeest brengt daarin verlichting. En het is een feest dat me eraan herinnert dat ik het zeer goed getroffen heb in het leven en dat ik in de drukte van alledag niet moet vergeten ook eens iets voor een ander te doen. (Zoals in het vrome versje dat we vroeger zongen: Jezus zegt dat hij van jou en mij verwacht/dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht…)

Een kerstdiner maken voor de mensen van wie je houdt, je er helemaal op storten en alles geven om iets bijzonders op tafel te zetten met mooie wijnen erbij: het kan een prachtige en diep bevredigende ervaring zijn – maar net zo goed op een teleurstelling uitlopen, als je gasten zo druk zijn met praten dat ze amper op het eten letten, of als ze liever een glas cola hebben, of te snel te veel wijn drinken en met harde stem langdradige moppen gaan vertellen. Het kerstdiner is verdorie net het leven zelf: je kunt er van alles aan doen, maar je weet van tevoren nooit of het echt iets gaat worden.

Een treurige en tegelijkertijd o zo mooie herinnering is die aan het kerstdiner van een paar jaar geleden. Mijn moeder leefde nog, maar ze had de ziekte van Alzheimer en was al heel ver weg. Wij, haar kinderen, wilden zo graag wat licht brengen in die raadselachtige duisternis, maar dementen hebben hun eigen tempo en logica, en laten zich niet zo makkelijk verleiden. Het kerstdiner was voor mijn moeder aanvankelijk helemaal geen succes. Ze was onrustig door al die ‘vreemde’ mensen om zich heen. Ze wist niet goed wat er van haar verwacht werd. Ze wilde niet aan tafel blijven zitten. Ze begon met een lepel van haar nog lege bord te eten en probeerde daarna haar servet op te eten. Van het echte eten dat ze vervolgens kreeg, moest ze niet zoveel hebben en de zorgvuldig uitgekozen wijnen waren evenmin aan haar besteed. Ze reageerde knorrig op onze pogingen haar te knuffelen of aan het lachen te maken.

Ze was hartverscheurend eenzaam, zoals ze daar zat.

Toch – als ik in de dramatische termen van licht en duisternis mag blijven spreken – viel er opeens een schitterende straal licht op het moeizame tafereel, in de vorm van het grote stuk chocoladetaart dat we mijn moeder als dessert voorzetten. Ze negeerde de bijgeleverde vork, pakte haar punt met beide handen op en begon hem naar binnen te werken. Donkerbruine kruimels vielen op haar trui en rok; vegen smeuïge vulling zaten op haar gezicht. Ze at stil en uiterst geconcentreerd, bijna methodisch, het hele stuk op en leunde toen, voor even tevreden, achterover, zich volledig onbewust van de plakkerige knoeiboel. Ik had de taart gebakken en was vreselijk opgelucht dat er tóch nog iets was waar ze van had kunnen genieten. Het was het enige dat ik haar kon geven en op dat moment het aller-, allermooiste wat mijn moeder, die niet eens meer wist dat ze moeder was, mij kon geven.