Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender
Zijn heimelijke pijnen draagt.
‘Het regent en het is november’. Een van mijn dierbaarste zinnen uit de Nederlandse poëzie. Zet er een grafstem bij op en je kunt zelfs tijdens een hittegolf dat ongekend zware herfstgevoel oproepen. En zodra het dan eindelijk echt november is, draag ik dit gedicht van J.C. Bloem – het heeft nog drie strofen – voor aan wie het maar horen wil.
Hoewel ik van de herfst hou, zelfs als het regent, is het een riskante periode, waarin de crisis op de loer ligt. Volgens de bladen is dit de tijd van boswandelingen, paddenstoelen, wild en stoofpotten. En bijpassende wijnen. Overal duiken ze op. Ik heb er nooit een probleem van gemaakt, van wijn-spijscombinaties. Maar opeens vind ik het een glibberig onderwerp. Zwaar. Enerzijds lees ik dat er regels zijn, maar dat je je daar vooral niet aan moet houden. Anderzijds zijn er wetenschappelijk onderbouwde betogen vol mondgevoel en gustatorische invloeden. Je hebt mensen die het allemaal overbodige moeilijkdoenerij vinden. En je hebt mensen die iedere pietepeuterige nuance in de wijn kunnen verbinden aan elk miniem smaakje in het gerecht, en daar urenlang over door kunnen gaan.
Een perfecte wijn-spijscombinatie maken, zo eentje waarvan je tenen omkrullen en waarvan je het liefst, als het er niet zo idioot uit zou zien, met gesloten ogen en een etherische glimlach op de lippen zou genieten, is zo makkelijk niet. Zelfs in de beste restaurants, waar ze toch echt geen flauwe wijnen schenken, kom je dergelijke door de engelen ingefluisterde combinaties maar zelden tegen. (Dat is overigens niet heel erg. Ik hanteer de volgende tactiek: eerst je bord leegeten en daar met volle teugen van genieten. Vervolgens je glas leegdrinken en daar met volle teugen van genieten. Dat is dan toch ook dubbel genieten.)
Er zijn regels, en toch ook weer niet. Wijn en eten onttrekken zich zonder enig excuus aan de voorschriften. Gisteravond openden we een fles Jasnières die volgens de regels nu heel lekker had moeten zijn. Maar hij gaf zachtjes de geest waar we bij stonden. En het was al heel erg de vraag of hij wel zou smaken bij de venkelrisotto. Zo weinig houvast, en dan ook nog in de herfst, als alles toch al uit je handen glipt en de weemoed je naar de strot grijpt.
Leven, dood, eenzaamheid, leegte: Bloem – overigens een grootverbruiker van wijn – wist daar wel raad mee. Maar nu laat hij me lelijk zitten. Ik heb een wijn-spijscrisis. En dat net voor de feestdagen.
(2007)