Loser

Fluitend zette de buurman zijn bladblazer aan.

Geërgerd klapte ze haar raam dicht en ging door met haar artikel over de vijf basissmaken. ‘De overgevoeligheid voor mononatriumglutamaat is grotendeels op een hype gebaseerd,’ typte ze, ‘want glutamaat, dat de umamismaak oplevert, zit in allerlei soorten voedsel en zelfs in moedermelk.’ Een zweetdruppel gleed langzaam langs haar rug naar beneden, onaangenaam prikkend, en haar onderarmen kleefden vast aan het bureau.

Het geraas van de bladblazer drong door het dichte raam heen. Het hing in de kamer als een dichte wolk strontvliegen die haar trommelvliezen aanvraten en zich in haar hersens boorden. Ze voelde hoe haar hartslag omhoog ging, hoe de razernij zich met de vliegen in haar hoofd probeerde te nestelen. ‘Die godvergeten kútherrie elke keer’, mompelde ze, maar probeerde toch, zoals ze op yoga had geleerd, haar schouders te ontspannen en het geluid van zich af te laten glijden. ‘Die kloteherrie bepaalt niet hoe je je voelt, maar jouw reactie erop’, zei ze zacht. ‘Accepteer dat het er is. Dompel je erin onder, laat het over je heen spoe–‘

De bladblazer ging uit. Goddank.

Raam weer open, en verder met het artikel. Gatverdamme, wat was het heet. Buiten was het nu doodstil, iedereen was kennelijk weg, wat een zegen. Alleen de voetstappen van de buurman knerpten over het grind in zijn tuin. Nou ja, tuin… Nu begon hij weer te fluiten. Hard sloeg ze het raam weer dicht. Wat een ongelofelijke eikel was die man toch. Met z’n achterlijke herrie altijd. Ze keek naar beneden zijn tuin in. Tegels, grind met wat van die scherpe, puntige planten erin, een stukje gras met een groot zwembad voor de kinderen, een barbecue, een loungebank. En een bladblazer om de blaadjes weg te kunnen blazen die de bomen in haar tuin door de hitte lieten vallen.

Misschien even een kop thee. In de spiegel in de hal zag ze haar rode gezicht, sprietjes vochtig haar. Buiten ging de bladblazer weer aan en even zag ze voor zich hoe dikke, plakkerige vliegen op haar ogen en mond landden. Wind je niet zo op. Thee. Thee. De hete stoom van de waterkoker mengde zich met de benauwde lucht in de potdichte keuken. De vliegen gromden en jankten en een straaltje zweet zakte langs de binnenkant van haar linkerdij naar beneden. Ze sloeg het keukenkastje dicht, morste hete thee over haar hand en vloekte.

Terug naar boven, dat artikel moest af. ‘Wie umami wil proeven, kan bijvoorbeeld eens een hapje van een rauwe paddenstoel nemen, daarna die paddenstoel in de magnetron leggen en hem dan nog eens proeven.’ Een vlieg landde op haar hand, op de plek waar ze zich had verbrand. Ze wapperde met haar hand, maar hij vloog pas weg toen ze hem er met een krant af sloeg. Gaf het scherm van de computer warmte af, of verbeeldde ze zich dat? Het gesnerp van de bladblazer was overal, in haar hoofd, in haar vingers, in haar gejaagde hartslag. Ze kreeg een opvlieger, voelde de hitte oplaaien in haar gezicht. Ja hoor, toe maar.

O goddank. De bladblazer weer uit.

Ze keek naar beneden in de tuin van de aso. Hij was nu met het zwembad bezig. Ze zag hem bukken, met iets prutsen. Schoot in gedachten een vuurpijl op zijn achterhoofd af. Hé, hij viel, hij struikelde over de rand van het bad. Bloed, jezus, véél bloed. Hij schreeuwde. Ze schoot de trap af, rende via het steegje naar zijn tuin. Daar lag hij. Sladaderlijke bloeding, zo te zien. Hoe had hij dat nou voor elkaar gekregen? Loser. Uit alle tuinen steeg weldadige stilte op.

Fluitend zette ze de bladblazer aan.