Medicijnwijn

De zomer wil niet erg op gang komen. De tomaatjes in mijn tuin hangen al een tijdje groen te wezen, maar weigeren vooralsnog rood te worden. De gedroomde etentjes in de tuin spelen zich uiteindelijk toch vooral binnen af. Voor de wijnen maakt het gelukkig allemaal niets uit. Ze liggen lekker in de kelder, en het kan ze niks schelen of het regent of niet. En ook niet of ik een goed humeur heb of niet. En dat terwijl ik zo geïnspireerd ben door het Franse marketingconcept van moods en bijpassende wijnen (een voorbeeld: je voelt je héérlijk zen, nou, dan adviseert het concept een wijn die boordevol harmonie en mystiek zit: een Mâcon-Villages). Vol verwachting drentel ik daarom door mijn kelder om mijn eigen systeem op te zetten.

Stel, je bent een dromer, een lezer, iemand die graag rondscharrelt in huis en tuin: wat voor soort wijndrinker ben je dan? Een langzame, weet ik uit ervaring. Die heel lang met één glas amontillado kan doen en bij elke slok weer verrast is door het prachtige verschil tussen de geur en de smaak: die volle, nootachtige neus met wat toffee die een wat zoete wijn lijkt te beloven, en dan de eindeloos mooie, droge, complexe smaak die volgt.
Maar ik ben ook wel eens hyper en nerveus na een vergadering met mensen die volledig langs elkaar heen praten. Dan grijp ik naar die brede, traag door de mond glijdende Meursault 2004 van Dujac Fils & Père. Een paar slokken, een paar diepe zuchten, en ik voel me alweer veel beter. Kwaad en gefrustreerd vanwege een opdracht die aan mijn neus voorbijgaat? Kwestie van een wijn met een vrolijk karakter zoeken. Deze Ecceterra bijvoorbeeld, een Vin de Pays de l’Hérault: zonnig, fruitig, ongecompliceerd en lékker. Voel ik me moe en een tikje chagrijnig na de worsteling met een tekst die niet wil wat ik wil? Even geconcentreerd proeven van de Brunello 2003 van SanCarlo, en die tekst zál buigen. Dipje? Champagne natuurlijk, of zo’n sappige Riesling van Sandra Kühn.
Het moeilijkst zijn de uren van weemoed en melancholie. Verlangen naar mensen die er niet meer zijn, naar plaatsen waar je nooit meer komt, naar momenten die onherroepelijk in het verleden opgelost zijn. Dan wil je een wijn die de scherpe kantjes erafhaalt. Misschien de laatste fles Ladoix 1er Cru 2001, met geuren en smaken van heel zacht fruit, paddenstoelen en bosgrond – geuren en smaken die aan het vervagen zijn, maar nog altijd een wereld aan beelden oproepen.

En zo droom ik verder tussen de flessen (en oude jassen en bloempotten en kapotte stoelen en al die andere dingen die een kelder vullen). Wijn als medicijn, waarom ook niet? Ik kan eindeloos doorgaan met het verzinnen van passende buien bij mijn voorraadje wijnen. En heb ik een keer geen bui, dan speel ik vals. Of ik drink een kopje thee.

(2008)