Een paar weken geleden was ik in Turijn. Een geweldige stad, die zich echter niet zomaar aan je openbaart: je moet er moeite voor doen, de stad liefst te voet doorkruisen, goed kijken en de sfeer langzaam in je opnemen. Het regende, maar dat gaf niets, want dat paste wel bij deze ietwat afgebladderde, maar elegante, bijna onderkoelde stad met zijn prachtig weemoedige licht en zachte kleuren, die door de regen alleen maar mooier werden.
Dat licht en die kleuren deden me denken aan l’heure bleu, het uur vlak voor zonsopgang en vlak na zonsondergang waarop alles zachtblauw lijkt te zijn. En dat leidde mijn gedachten weer naar le cinq à sept. Dat zijn die uren tussen werk en thuiskomst waarin je als het ware even spoorloos bent – op het werk denken ze dat je al naar huis bent, thuis denken ze dat je nog op je werk bent – en dus vrij bent om je eigen gang te gaan. De deur van de tijd staat open voor onverwachte ontmoetingen, voor een goed glas wijn ergens in een wijnbar, met bekenden of juist heel ontspannen alleen.
Daar stokten mijn romantische gedachten. Want waar in Turijn en andere grote steden de mooie gelegenheden om even binnen te lopen voor iets lekkers bijna voor het oprapen liggen, is dat in mijn eigen omgeving anders. In de Nijmeegse wijk waar ik woon en werk, is welgeteld één café en dat heet De Muts. Dan weet u genoeg.
Het is misschien een beetje flauw om buitenlandse horeca te vergelijken met de Nederlandse. Maar na het bezoek aan Turijn – waar je ook in de wat armoedigere wijk rond ons hotel de keuze had uit diverse uitstekende pasticcerie om te gaan ontbijten – vielen de vaderlandse beperkingen op dat terrein me weer eventjes rauw op het dak, al moet ik er meteen bij zeggen dat er geweldig goede uitzonderingen zijn, ook bij mij in de buurt. Neem echter die vreselijke gewoonte van horecapersoneel om op alles wat je als gast zegt te reageren met ‘helemaal goed’. Alsof het ook helemaal fout zou kunnen zijn. En al die vragen die je tegenwoordig moet beantwoorden! Vooral in restaurants van het type eetcafé plus. Daar wordt, zo valt me op (is het een trend?), hard gewerkt aan een luxere uitstraling, met beleefde bediening, acceptabele huiswijnen, linnen servetten en fatsoenlijk glaswerk. Dat vind ik prijzenswaardig – ja, zelfs helemaal goed – maar het betekent vaak ook dat je om de paar minuten lastiggevallen wordt, zelfs al zit je gewoon de dagschotel te eten. Of alles naar wens is? Of het smaakt? Of er nog iets ontbreekt? Ja, lief personeel: rust! Balans. Raffinement.
Wat ik mis, is iets wat elders zoveel vanzelfsprekender is: de kunst om iets waar je hard voor moet werken en dat veel vakkundigheid vereist, eruit te laten zien alsof het geen enkele moeite kost. In één heerlijk woord: sprezzatura.
(2015)