Vrijheid

Ellen Giebels is hoogleraar conflict, risico en veiligheidspsychologie aan de Universiteit Twente. Naar aanleiding van de bevrijding van een Nederlandse gegijzelde in Mali, vertelde ze in de Volkskrant over de overlevingsstrategieën die slachtoffers toepassen tijdens hun gevangenschap. Ze zei onder andere: “Wat hen op de been houdt, is een focus op de toekomst; op wat ze gaan doen als ze weer vrij zijn. Opvallend is dat lekker eten een van de grote thema’s is.”

Zo opvallend lijkt me dat niet. Eten is een van de belangrijke fundamenten van je leven, en lekker eten betekent ook: kunnen eten wat je wilt wanneer je wilt. Het deed me denken aan Rausch der Verwandlung, een (onafgemaakte) roman van Stefan Zweig. Het boek speelt zich af in 1926 en beschrijft de lotgevallen van de in bekrompen armoe opgegroeide Christine Hoflehner. Haar leven is tamelijk uitzichtloos, tot ze plotseling in een soort sprookjessituatie belandt: een oom en tante nodigen haar uit bij hen in een schitterend hotel te komen logeren. (De beschrijving van dit hotel gaf regisseur Wes Anderson de inspiratie voor zijn film The Grand Budapest Hotel: dát niveau van luxe.) Christine maakt voor het eerst in haar leven kennis met overdaad en met de vrijheid die rijkdom brengt. De entourage, de bediening, het eten: het is allemaal even indrukwekkend. “Maar het beste is de wijn. Die moet wel gemaakt zijn van gouden druiven die rijpten in de zuidelijke zon, die moet uit een gelukkig land ergens ver weg komen; hij geeft een doorschijnende, ambergele gloed af en glijdt traag vloeibaar door je keel als koele, zoete room. (…) Zonder het te merken wordt ze spraakzaam. Klaterend gelach stroomt opeens uit haar keel als zojuist ontkurkte champagne; ze is zelf verbaasd over de zorgeloze lachslierten die tussen haar woorden door opbruisen.”

Het loopt heel slecht af met Christine en er is geen reden om jaloers op haar te zijn. Maar om op die manier voor het eerst wijn te drinken! Er zo uitbundig en zo onbevangen van te kunnen genieten: dat is een vermogen dat je als grootverbruiker snel dreigt te verliezen. En dat zit ’m natuurlijk in het gebrek aan contrast. Elke dag feest, dat is uiteindelijk geen feest meer. Naarmate ik ouder en wijzer word, begin ik weer steeds meer te voelen voor die goeie ouwe matigheid waarmee ik opgevoed ben. Niet vanuit een beknepen, calvinistische angst voor overdaad als zonde, maar vanuit een streven naar evenwicht – én naar optimaal genieten. Enige onthouding kan geen kwaad, zo merkte ik toen ik om medische redenen (nee, geen kapotgezopen lever) zo’n anderhalve maand geen wijn mocht drinken. Het was vervelend, want gedwongen onthouding is niks. Maar toen. Het eerste glas Riesling, het eerste glas manzanilla: verpletterend lekker. En de champagne kwam rechtstreeks uit de hemel.
Het zette me aan het denken. Misschien is jezelf beperkingen kunnen opleggen wel de grootste vorm van vrijheid.

(2015)